Tibet en haar vlag
Alle elementen in de Tibetaanse vlag hebben een symbolische betekenis. In het midden van de vlag is de besneeuwde heilige Berg Kailash afgebeeld, die symbool staat voor de ligging van Tibet in het indrukwekkende Himalayagebergte in het hart van Azië.
De zon en het juweel zijn boeddhistische symbolen. De zon die opkomt boven de besneeuwde berg staat voor genot van vrijheid, spirituele gelukzaligheid en de materiële welvaart voor alle stammen van Tibet.
Het driekleurige juweel dat door de sneeuwleeuwen wordt vastgehouden, symboliseert de achting van het Tibetaanse volk voor de Boeddha, de dharma (Boeddha’s leer) en de sangha (de boeddhistische gemeenschap).
De zes rode lichtstralen die uit de zon komen, staan voor de zes oorspronkelijke stammen van Tibet: Se, Mu, Dong, Tong, Dru en Ra. De kleur blauw symboliseert de aanvaarding en interactie van het geestelijk en wereldlijk gezag. De rode kleur van de zes stammen en het blauw van de hemel symboliseren de niet-aflatende prestaties van de twee beschermgodinnen, die zowel de geestelijke als de wereldlijke heerschappij in Tibet beschermen.
De twee sneeuwleeuwen staan voor een vorm van bestuur, de regering die zowel de geestelijke als de wereldse macht heeft, die wordt gekenmerkt door boeddhistische principes. En zij representeren de inachtneming van de morele waarden zoals deze onderwezen worden door het Tibetaans boeddhisme.
De gele rand symboliseert de leer van Boeddha, de bloei en de verspreiding ervan. Deze is als puur, verfijnd goud en is onbegrensd door tijd en ruimte. De zijde zonder gele rand staat voor Tibet’s openheid naar de niet-boeddhistische gedachte en andere wereldbeelden. Een andere mogelijke reden dat de rand aan het uiteinde van de vlag ontbreekt, is dat dit deel van de vlag het eerste vuil wordt.
De vlag wordt, ongeacht tot welke geloof of welke klasse men behoort, als een symbool van respect en waardering voor de voorouders gezien.