Gebiedsomschrijving en nomaden

De Gologs zijn een etnisch Tibetaans, nomadische bevolkingsgroep in Oostelijk China. De Gologs hadden hun belangrijkste verblijfsgebied in het zuiden van het gebied dat vroeger aangeduid werd met de naam Amdo ten noordoosten van Centraal-Tibet, de regio met de bergketen van de Amne Machen. Amdo is de historische naam en maakt deel uit van het Tibetaanse cultuurgebied.

Het beeld van velen over Tibet en vooral het gebied van Amdo is verbonden met dat van nomaden. Het grootste deel van Amdo maakt deel uit van de Chinese provincie Qinghai.

Nomaden

Als men op het internet op zoek gaat naar het begrip nomade zal men hier veel termen en beschrijvingen voor kunnen vinden no·ma·de (de; m,v; meervoud: nomaden)

1. lid van een rondzwervende herdersstam.
Nomaden zijn mensen die rondtrekken en die geen vaste plek hebben om te verblijven. Het woord stamt af uit het Grieks en betekent “herdersvolken”: degenen die hun kudden weiden. De Nomadische levensstijl in Tibet is een van de laatste voorbeelden in de wereld van duurzame veeteelt. Eeuwenlang hebben Tibetaans nomadische herders op duurzame wijze in hun onderhoud voorzien, op een unieke wijze aangepast aan de barre omstandigheden van het Tibetaanse plateau.

Naar schatting 2.250.000 Tibetaanse nomaden leven op dit plateau, met hun kuddes yaks, schapen en geiten migrerend op basis van de seizoenen van het jaar, terwijl ze wol, boter, kaas, yoghurt en vlees produceren. Nomaden ondervinden grote problemen als gevolg van gebrek aan geneesmiddelen en onderwijs. Vier tot vijf kinderen per gezin lijkt het gemiddelde. Die zijn nodig bij het werk met de kuddes en hierdoor missen zij veelal school, hoewel ze gratis op internaat kunnen.

De grote hoogte en de kou brengen problemen mee voor het hart en de longen, naast artritis. Het weiden van de kuddes wordt door de mannen gedaan. Hoewel de families zo dicht mogelijk bij de kuddes blijven, is dit niet altijd mogelijk en zijn de mannen soms dagen of zelfs weken van huis. De vrouwen en jonge kinderen blijven bij de tenten en zorgen voor de huishoudelijke karweitjes. Ze weven yakhaardekens, schrapen schaaphuiden schoon en maken boter en kaas. Tot laat in de herfst worden de kuddes geweid, daarna daalt men af naar de valleien. In de herfst komen ook de meeste nomaden naar de dorps- of stadsmarkten om handel te drijven. Ze ruilen yakvlees, boter, kaas, huiden en zelfgeweven dekens tegen graan en groentes.

De nomaden handelen ook in zout, dat ze op de hoogvlaktes in het noorden vinden. Ze behoren nog steeds tot de armste bevolkingsgroep van Tibet.

Gebiedsomschrijving

Het land Tibet kent drie hoofdregio’s namelijk: – Amdo (golok), gelegen in Noordoost Tibet – Kham, gelegen in Oost Tibet – U-Tsang, gelegen in Centraal en West Tibet. De Tibetaanse Autonome Regio (TAR) wat feitelijk neerkomt op U-Tsag is in 1965 opgericht door de Chinese overheid en bestrijkt het gebied van Tibet ten westen van de Yangtze rivier (Tibetaans “Driche’) inclusief een deel van Kham. De rest van Amdo en Kham zijn opgenomen in Chinese provincies, en worden aangeduid als Tibetaanse Autonome Prefecturen en Tibetaanse Autonome Provincies.

Als gevolg daarvan wordt het grootste deel van Qinghai en worden delen van de provincies Gansu, Sichuan en Yunnan door de Chinese autoriteiten erkend als “autonoom Tibetaans”. De term “Tibet” wordt gebruikt om te verwijzen naar al deze Tibetaanse gebieden, die momenteel onder het gezag van de Volksrepubliek China vallen (bron: International Campaign for Tibet).

De autonome Tibetaanse Prefectuur Golog is een autonome prefectuur voor Tibetanen in de provincie Qinghai, China. De prefectuur ligt in het zuidoosten van de provincie en bestaat grotendeels uit hoogvlakten en bergen. Golog heeft de grootste populatie Tibetanen in de provincie Qinghai. 90% is Tibetaans heeft de traditionele levensstijl als nomade.

Golog is twee keer zo groot als Nederland. De gemiddelde hoogte waarop men leeft is 4200m/13450f. De meeste Tibetanen wonen in dorpen. Er zijn acht grotere steden.

Lhasa is daarvan met ongeveer 257.000 inwoners de grootste en is tevens de hoofdstad van Tibet. Hoe hoger je komt, hoe lager de temperatuur en hoe dunner de lucht. Er zijn uitgestrekte graslanden waar het vee op graast, er zijn oerwouden met luipaarden, tijgers en apen. Langs de vele rivieren vindt je uitgestrekte graanvelden. Er zijn verschillende streken waar sinaasappelen, bananen en watermeloenen verbouwd worden. Tibet kent dus een verscheidenheid aan landschappen.

De Himalaya is het brongebied van enkele van de grootste rivieren van Azië, die honderden miljoenen mensen van drinkwater voorziet. Zij speelt daarom een belangrijke rol in de Indiase en Tibetaanse mythologie, religie en literatuur.

De naam Himalaya stamt uit het Sanskriet en is een samenvoeging van de woorden hima (sneeuw) en layas (woonplaats): letterlijk: “woonplaats in de sneeuw”.